De wielersport is een broeinest van bijgeloof, zenuwen en dwangneuroses. Gerrie Knetemann weigerde startnummers op te spelden die op wat voor manier dan ook in een som met het getal 13 te betrekken waren; Michael Rasmussen trok zijn wimpers uit zijn kop om maar geen grammetje te veel de berg op te hoeven torsen en als er voor Mario Cipollini geen veertien hitsige blondines achter de finish klaar lagen stapte hij resoluut af. Als een renner (Jens Voigt, Jonathan Hivert, Thomas Voeckler) in een afdaling een bochtje mist, mist hij er in dezelfde afdaling nog drie. Waarom? Dat is gewoon zo..
Lance Armstrong moest elk pukkeltje in het rittenschema zeventien keer geblinddoekt op en af zijn geweest; Robert Gesink duikt zijn bed weer in als hij zijn cornflakes niet met exact 900 kilowatt per uur naar binnengewerkt krijgt en Riccardo Riccò is in Italië uit voorzorg geschorst omdat men bang was dat hij anders met een roestige spuit bedorven kerosine rechtstreeks zijn aorta in zou jagen.
Een merkwaardige sport, al met al. Het is dan ook nauwelijks verwonderlijk dat deze wankelmoedige types er stuk voor stuk van overtuigd zijn dat er een hardnekkige vloek rust op het tricot der wereldkampioenen, de Regenboogtrui.
Het moet gezegd: Tom Simpson, Jean-Pierre Monseré, Stephen Roche, Rudy Dhaenens, Paolo Bettini en Alessandro Ballan zijn slechts een greep uit de lijst namen die ten prooi vielen aan The curse of the Rainbow Jersey. Blessures, dopingschandalen, kleurloze seizoenen en dodelijke ongevallen. Je zou bijna voor de finish even in de remmen knijpen en een veilige zilveren plak in de wacht slepen. “Geniet ervan! Idiot...”
Geen wonder dat er een Scandinaviër aan te pas moest komen om the curse op te heven. “Geef maar hier die trui”, zei Thor Hushovd, “en geef me ook maar een bijpassende helm.”
Hushovd rijdt al het hele jaar als een vorst door het peloton. Was hij voorheen een rappe krachtpatser die nog weleens een massasprint naar zijn hand zette, nu zit hij mee met elke ontsnapping naar keuze om elk type terrein ver voor het peloton af te leggen en vervolgens elke kopgroep zijn hielen te laten zien. Zelf ontsnapt hij niet uit het peloton, hij rijdt gewoon weg. Iedereen mag het zien, ze pakken hem toch niet terug.
Thor lacht zijn tanden bloot om al dat zenuwachtige gemekker. En als Laurens ten Dam met zijn hevig bloedende kop per se op tijd naar de finish wil omdat afstappen voor watjes is, duwt Hushovd hem geheel belangeloos een colletje van de tweede categorie over: “Rustig maar jongen, we komen er wel!”
Nee, die trui zit hem als gegoten. Je zou bijna zeggen dat hij geluk brengt. Al heeft Thor daar waarschijnlijk geen boodschap aan. Die gele zat hem ook best!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten